maandag 5 juni 2017

UCI GRAN FONDO WORLD SERIES: TOP OF FLOP

Het wereldkampioenschap fietsen voor amateurs kreeg in 2011 de naam: ‘UCI Gran Fondo World Series’. Het is een wedstrijd waarvoor fietsliefhebbers zich kunnen plaatsen op 15  Gran Fondo’s gedurende het jaar. De winnaar van de Gran Fondo World Championships mag de regenboogtrui aantrekken. Dat klinkt allemaal heel professioneel, maar is dit kampioenschap werkelijk zo prestigieus? Of is het een wedstrijd voor enkele wielertoeristen die nooit profrenner zijn kunnen worden?  

De UCI Gran Fondo World Championships gaan dit jaar door in Albi, een stadje in het zuiden van Frankrijk. Arno De Wispelaere, renner bij Cycling Team The Bananas uit Aalter slaagde er op de ‘Schlek Gran Fondo’ in Luxemburg in zich te plaatsen voor dat prestigieuze WK voor amateurs. “Duizenden wielerliefhebbers starten aan zo’n Gran Fondo om hem uit te rijden, maar voor mij en nog enkele tientallen renners is het een echte wedstrijd. Er wordt snoeihard gereden en zelfs het ploegenspel speelt een grote rol,” zegt de renner van The Bananas. 


De renners die meedoen aan die UCI Gran Fondo World Championships zijn eigenlijk niet echt amateurs. Volgens De Wispelaere staan er zelfs renners aan de start die geen job hebben. “Ze leven als profrenners en moeten zich enkel focussen op fietsen. Ze kunnen de resterende tijd gebruiken om te recupereren. Ze hebben dan  meestal persoonlijke sponsors.” Volgens de jonge renner krijg je in Gran Fondo’s soms een gemiddelde die te vergelijken is met wedstrijden waar profrenners in starten.

De UCI Gran Fondowedstrijden en de UCI Gran Fondo World Championships worden dan wel genoemd als het WK voor amateurs, “de wedstrijden zelf en de beleving er rond is allesbehalve amateuristisch. “We leven als een professional, maar krijgen gewoon de naam ‘profrenner’ niet,” concludeert Arno De Wispelaere.

(Arno Van Haverbeke)

vrijdag 2 juni 2017

Jempi, de eeuwige wereldkampioen

Jean-Pierre Monseré stierf 46 jaar geleden tijdens een wielerwedstrijd in Retie (Antwerpen). 15 maart 1971 is een zwart blad in de geschiedenis van de wielerwereld.
 Jean-Pierre liet zijn vrouw Annie en zoon Giovanni achter. Vijf jaar na zijn vader stierf ook Giovanni op een gelijkaardige manier. “Deze gebeurtenissen zijn dingen die ik nooit heb kunnen en nooit zal kunnen plaatsen”, zegt de nog duidelijk aangeslagen zus van Jempi, Marie-Claire Monseré.


Marie-Claire praat nog steeds vol passie over haar broer ©Heike Nelis


Jean-Pierre Monseré was een beloftevolle wielrenner uit Roeselare. Op zijn 21ste werd Jempi wereldkampioen in Leicester (Engeland). De toekomst zag er goed uit voor de jonge kampioen. Hij had veel fans, veel succes en een mooi gezin. Het was Jean-Pierre’s seizoen, het waren zijn jaren om uit te blinken. Met de wereldkampioentitel van 1970 op zak had Jean-Pierre Monseré alles om een succesvolle carrière uit te bouwen. Maar na een zware botsing met een oude Mercedes op de Grote Jaarmarktprijs van Retie, was Jempi op slag dood. Het leven van zijn familie, vrienden en de wielerwereld stond even stil.



Grote klap

Marie-Claire was op het moment van het ongeluk niet thuis. Ze vernam pas heel laat wat er gebeurd was. “Op weg naar de beenhouwerij kom ik mijn buurvrouw Rosa tegen. Zij zegt dat ik beter naar haar zou komen, omdat er een hele overrompeling is en dat iedereen belt en vragen stelt, maar dat ze er ook het fijne niet van weet. Op mijn terugweg kwam ik de vrouw van de beenhouwer tegen. Ze wond er geen doekjes om en vertelde me dat Jean-Pierre verongelukt was, hij was op slag dood. We zijn ’s avonds naar Turnhout gegaan, waar Jean-Pierre lag, met de hoop dat hij toch nog leefde, tevergeefs. Ze haalden hem uit zo’n bak en het bloed liep nog langs zijn mond. Ik was meteen aan de grond genageld. De klap was enorm.”

Identiek

Jean-Pierre zijn familie blijft niet gespaard. Vijf jaar na Jempi’s dood, sterft ook zijn zoon Giovanni. Een auto greep de kleine Giovanni mee. Hij reed op dat moment rond met het gloednieuwe koersfietsje dat hij gekregen had voor zijn eerste communie van zijn peter Freddy Maertens. Giovanni had op het moment van het ongeluk een wereldkampioentruitje van zijn vader aan. Hij stierf op een gelijkaardige manier als zijn vader. 

Marie-Claire is na 46 jaar duidelijk nog aangeslagen door de gebeurtenissen: “Best dat ik mijn man had. Had ik mijn man niet, was ik waarschijnlijk al lang van de plank. Ik kon en kan er nog steeds niet over. Nog steeds niet. Dit is iets wat ik nooit heb kunnen plaatsen. Ik zeg altijd, ze waren te mooi om op deze wereld te blijven rond te lopen.”
(Heike Nelis)

Guillaume Van Keirsbulck begrijpt grootvader Beheyt

Guillaume Van Keirsbulck over het wereldkampioenschap van 1963 in Ronse.

Guillaume Van Keirsbulck op stage in dienst van Wanty-Groupe Gobert.    
 Foto: www.guillaumevankeirsbulck.be


Guillaume Van Keirsbulck, kleinzoon van oud-wereldkampioen Benoni Beheyt, was nog niet geboren toen zijn grootvader wereldkampioen werd. Hij kan het verhaal wel perfect navertellen, want Beheyt heeft zijn kleinzoon heel goed ingelicht over dat bewogen wereldkampioenschap van 1963 in Ronse.

Van Guillaume Van Keirsbulck, een 26-jarige profwielrenner bij Wanty-Groupe Gobert, was in 1963 nog geen sprake. Van zijn grootvader Benoni Beheyt daarentegen wel. “Mijn opa vertelde dat wereldkampioenschap na als een bewogen editie”, opent Van Keirsbulck het gesprek. “De grote favoriet voor de zege was landgenoot Rik Van Looy. Het volledige land wou dat hij voor een derde keer wereldkampioen zou worden, maar daar besliste mijn grootvader dus anders over.”

Guillaume Van Keirsbulck begreep zijn grootvader. “Ik heb nog nooit in zo’n situatie gezeten op een wereldkampioenschap bij de profs, maar één ding weet ik wel zeker: een wereldtitel laat je nooit schieten”, vertelt de ex-renner van Quick-Step, de Belgische wielerformatie van Patrick Lefevre.
Guillaume Van Keirsbulck weet wel dat het toen andere tijden waren dan nu. “De laatste jaren zit de sfeer in de Belgische selectie goed”, aldus Van Keirsbulck. “In die tijd gebeurde het vaak dat er dergelijke lepe plannetjes bedacht werden. Ik schrik er wel van dat dat gebeurde binnen eenzelfde selectie. Nu schat ik dit niet meer voor mogelijk.”

Guillaume van Keirsbulck prijst de manier van koersen van deze tijd. “Ik ben heel blij dat ik tot het profpeloton van nu behoor.”, aldus de renner van Wanty-Groupe Gobert, het team van ploegleider Hilaire Van der Schueren. “Vroeger was er een heel andere mentaliteit zoals de lepe plannetjes en geld bieden voor een overwinning. Nu gaat alles er veel eerlijker aan toe.”

(Maxim Bille)

Jean-Pierre Monseré is na 46 jaar nog niet vergeten



Jean-Pierre Monseré verongelukte 46 jaar geleden tijdens een wielerwedstrijd in Retie. De toenmalige wereldkampioen knalde frontaal op een stilstaande auto. Hij was amper 22 jaar. Om hem te herdenken organiseert wielerclub De Zonnestraal elk jaar De Grote Herdenkingsprijs Jean-Pierre Monseré in Retie.




Jean-Pierre Monseré werd wereldkampioen wielrennen in 1970 in Leicester. ©Cycle Sport



Jean-Pierre Monseré reed op vijftien maart 1971 de tweede Grote Jaarmarktprijs in Retie, maar hij haalde helaas nooit de finish. Wielerclub De Zonnestraal startte een herdenkingskoers voor Jempi: “Dit jaar is het al de 47ste editie. De eerste keer was in 1971. In dat jaar organiseerden we de koers twee keer, in juli en in september met de kermis. Nu organiseren we de koers altijd op een woensdag met de septemberkermis”, zegt organisator Gunther Blockx. Voor Retie is het een echte hoogdag: “De koers in Retie leeft nog altijd. Het is een dag waarop velen verlof nemen om te komen kijken.”

Jean-Pierre Monseré nog steeds herdacht

Jean-Pierre Monserés familie komt ook elk jaar kijken: “Het is voor hen een ware belevenis. Zijn weduwe Annie en zussen Anita en Marie-Claire rijden dan langs het monument van Jempi, dat de gemeente Lille netjes onderhoudt. Dat doen ze trouwens twee keer per jaar: tegen vijftien maart en tegen de doortocht van de koers. Het is en blijft moeilijk, maar langs de andere kant geniet de familie ervan. Zijn weduwe Annie zegt altijd: ‘Ik ben in Retie bekender dan in Roeselare.’ Ze bewonderen dat we na zoveel jaar nog altijd aandacht besteden aan Jempi en aan de koers. Daarnaast is er ook de sfeer, het volk, de renners etc. Het is één groot feest.”

Jean-Pierre Monserés herdenkingskoers is elk jaar een succes, zegt Blockx: “Het is geen profwedstrijd meer zoals vroeger. Nu rijden de elite zonder contract, beloftes en amateurs mee. Meestal zitten we rond 120 à 140 deelnemers, wat zeker niet slecht is. In 2014 hadden we een topjaar met 157 vertrekkers.” De renners rijden eerst een grote ronde van 70 km door de Kempen. Na 22 km passeren ze symbolisch het monument van Jempi, want hij stierf toen hij 22 jaar was. Daarna rijden ze tien plaatselijke ronden van zeven km in Retie.

Jean-Pierre Monseré verongelukte in Retie. De koersorganisatie had het gewone verkeer niet van het koersparcours gescheiden, waardoor Monseré op een auto botste. Daarvoor draagt de gemeente nog altijd een stuk de verantwoordelijkheid: “Onze voorzitter Karel Wouters zat al in het bestuur toen het ongeluk gebeurde. En dat verantwoordelijkheidsgevoel draag je als club natuurlijk mee. Precies daarom doen we er alles aan om het, 46 jaar later, nog altijd goed te organiseren.” De Grote Herdenkingsprijs Jean-Pierre Monseré gaat dit jaar op woensdag 13 september door.

(Pauline Farazijn)

2012, 100 jaar na de Tourzege van Odiel

De wielerpiste Defraeye-Sercu

Tot de jaren ’50 is het baanwielrennen in België erg populair. In 1952 vermindert de populariteit en is de toekomst van de piste in Rumbeke onzeker. Zes jaar later ontluikt er in Rumbeke een nieuw wielertalent: Patrick Sercu, zoon van Albert. In 1963 beslist te bond om naar Oostende uit te wijken om te trainen op de piste. De piste verloedert stelselmatig na jarenlange verwaarlozing.

Uiteindelijk zet projectontwikkelaar Marc Demeulenare zijn schouders onder de renovatie van de piste. In de zomer van  2012, niet toevallig honderd jaar na de Tourzege van Defraeye, wordt de nieuwe piste officieel ingehuldigd. Ze is met een omtrek van 166,66 meter UCI-conform. Het binnenplein doet dienst voor  de scholen uit de regio, waar de kinderen leren fietsen in een verkeerspark. Verder  wordt er samengewerkt met het Wielermuseum. De piste fungeert als een soort van buitenpost van het museum.
De piste vroeger (foto Dirk Lievens)




De piste nu (foto Anton Peene)

























Odiels standbeeld
Odiel Defraeye kreeg in 2012 een standbeeld nabij het kerkplein in Rumbeke. Het was Rumbekenaar Dirk Lievens, schepen in Roeselare, die het initiatief nam. “Ik richtte de vereniging ‘Vrienden van Odiel’ op. Voor 20 euro konden mensen ‘vriend’ worden. Verder organiseerde ik activiteiten en ook de opbrengsten daarvan gingen integraal naar het financieren van een standbeeld. Het standbeeld is een landkaart van Frankrijk, waar de renner schuin op geplaatst is. Odiel kijkt naar Cafe De Tonne, daar was in 1908 zijn eerste huldiging, de oorsprong van zijn carrière. Op 30 juni 2012 werd het standbeeld officieel voorgesteld, precies 100 jaar na de start van de Tour van Odiel. We maakten de laatste Belgische Tourwinnaar, Lucien Van Impe, ook lid. Zo is de cirkel rond”, vertelt Lievens.
Schepen Dirk Lievens poseert bij het standbeeld van Odiel Defraeye. Het werd op 30 juni 2012 officieel voorgesteld (foto Anton Peene)


(Anton Peene)

Odiel Defraeye: het levensverhaal van de Rumbeekse koersheld

Odiel Defraeye zag het levenslicht op 14 juli 1888. Hij komt uit een eenvoudig werkmansgezin en groeit op in de Oekensestraat in Rumbeke, op  100 meter van de Babiliebeek. Zijn ouders krijgen twaalf kinderen, waarvan er zes vroeg na de geboorte overlijden. Zijn vader was landarbeider en werkte in de steenovens. Op een bepaald moment raakt hij arbeidsongeschikt en moet Odiel al vroeg gaan werken om  de kost te verdienen thuis. Die tijd is er in onze regio hongersnood en ook Odiel lijdt honger. Odiel gaat bij de boeren werken en krijgt als beloning twee boterhammen. Hij weet dus al op jonge leeftijd wat werken is. 

Rond 1900 is er de opkomst van de fiets. Ook Odiel raakt betoverd door de tweewieler. Hij wil een fiets, maar zijn ouders kunnen dat niet betalen.

Fiets met blokketting

Op 14-jarige leeftijd won hij de stratenkoers in Rumbeke. Hij deed dat met een geleende fiets. De prijs was een boeket bloemen en een hesp. Daarna beslisten zijn ouders een lening op afbetaling aan te gaan voor 75 frank, zodat Odiel een eigen fiets had. Dat was toen nog een fiets met een blokketting, twee keer zo lang als de huidige fietsketting.
Odiel Defraeye, volgens Tourdirecteur Henri Desgrange 'Le plus beau pedaleur' (foto Dirk Lievens)In 1908 wint Odiel de Ronde van Vlaanderen voor liefhebbers. Met koekezondag , de tweede zondag van de maand oktober, wordt hij plechtig gehuldigd in Rumbeke. Hij wint de ene koers na de andere en is nu een echte wielerkampioen. Ondertussen gaat Defraeye werken in borstelfabriek Vandekerckhove.

Legerdienst

(foto Dirk Lievens)Defraeyes Tourzege in 1912 leverde 20.000 frank op en hij kocht daarmee een stuk grond waar hij een mooi huis op bouwde. Hij maakte er een café van: Café des Sports (zie foto). 
In 1909 moest Odiel naar het leger. Dat was toen nog met lottrekking en hij werd eruit geloot. Omwille van zijn status als begenadigd renner heeft hij een beschermd statuut en kan hij deelnemen aan Parijs-Roubaix en de Tour de France. In de Tour moet hij al na twee ritten opgeven.
Drie jaar later, in 1912, wint Odiel de Ronde van België en mag hij mee naar de Tour de France. Al verliep de selectie voor de Tour niet van een leien dakje. Hij rijdt dan voor de ploeg Alcyon-Dunlop. Kopman voor de Tour dat jaar is de Fransman Gustave Garrigou. De ploegdirectie wil een ploeg bouwen rond de thuisrijder en voor de laatste ticket in de ploeg ligt Defraeye in de weegschaal met een renner uit Marseille.

Tourdeelname 1912 onzeker

Ze beslissen in eerste instantie om de Franse renner mee te nemen. In Moorslede is Bonte de verdeler van het fietsenmerk Alcyon en als hij dat nieuws te horen krijgt, stuurt hij een telegram naar Parijs. ‘Als Defraeye niet mee mag, verkoop ik geen fietsen meer van uw merk’ , zei Bonte. Dankzij Bonte laat de ploeg de Franse renner toch thuis en mag Defraeye alsnog mee.
De Tour start op 30 juni. In die tijd was het klassement nog bepaald op basis van de plaats in de rit en niet met tijden. Henri Desgrange, de oprichter van de Tour de France, was toen koersdirecteur. Hij noemt Defraeye Le plus beau pedaleur,  de meest sierlijke renner. In 1912 reden de renners letterlijk langs de Franse grenzen, vaak ritten van meer dan 300 km. De gemiddeldes lagen toen ook een pak lager dan nu, met 27 kilometer per uur was dat voor die tijd wel snel. Ze moesten namelijk bij materiaalpech alles zelf herstellen en de fietsen wogen ook veel zwaarder.

Sportjournalistiek

Na enkele ritten is het duidelijk dat kopman Garrigou het laat afweten. Klein, pezig en dapper coureurke Odiel Defraeye presteert wel goed en lijkt de rol van kopman over te nemen. Uiteindelijk wint Defraeye de Tour en barst er een groot volksfeest los in Brussel en in Izegem, waar zijn bevriende collega-borstelmakers wonen. Hij is de eerste Belg en de tweede niet-Fransman die de Tour op zijn palmares zet. Cyriel Vanhauwaert uit Moorslede, een van zijn uitdagers en zelf winnaar van Parijs-Roubaix en Milaan-Sanremo in 1908, liet vooraf nog optekenen dat er nooit een Belg de Tour zou winnen.

In 1912 was er naast de Tourzege van Defraeye, de gezonken Titanic en de geboorte van de sportjournalistiek. Karel Van Wijnendaele begon met Sportwereld, de mensen konden zo de prestaties van Odiel volgen via de krant. Odiel was een held, hij klom vanuit een lage maatschappelijke stand op tot een internationale wielergrootheid.

Een jaar later volgt dan het jaar van de bevestiging. Hij wint La Primavera (Milaan-Sanremo). Als hij op training zijn guidon in zijn bil krijgt, volgt er een ontsteking. Dat hypothekeert zijn Tour, want na vijf ritten moet hij er de brui aangeven, want de ontsteking speelt weer op.

Comeback na WO I

In 1914 barst de oorlog los, er sneuvelden een pak renners. Het wielerleven herbegon in 1919, hij wint nog een rit in de Ronde van België en start nog enkele keren in de Tour, maar zonder groot succes. De concurrentie werd groter. In 1924 hangt Defraeye op 36-jarige leeftijd zijn fiets aan de haak.

Na zijn wielerpensioen neemt hij er zijn intrek . Verder liet hij een aarden wielerpiste aanleggen, waar paarden -en wielerwedstrijden plaatsvonden.

Heimwee

In 1925 werd het een betonpiste van 125 meter. Een jaar later verkoopt Defraeye zijn domein aan brouwerij Peene uit Rumbeke. Hij trouwt met Madeleine Destampere, een beenhouwersdochter uit Zonnebeke. Ze verhuizen naar de Bourgogne op een domein van 250 hectare. Na twee jaar keert hij terug naar België, hij heeft last van heimwee. Samen met zijn vrouw verhuizen ze naar de kust, eerst in Lombardsijde, daarna in De Panne, waar hij een café-hotel uitbaat. Dertig jaar later gaat hij mee met zijn zoon naar Brussel. Het kusttoerisme vermindert en in Brussel is er dan  Expo ’58. Zijn zoon wordt chef van enkele restaurants in de Brusselse stations. Na een trombose wordt Odiel opgenomen in een serviceflat van een rusthuis in Bierges. In 1965 overlijdt hij op 77-jarige leeftijd.

(Anton Peene)

Bunker in Roeselare is apart

Een oorlogsbunker uit de Tweede Wereldoorlog in Roeselare. Oké, dat kan. Niet echt spectaculair. Maar wat als die oorlogsbunker ook deel uitmaakte van de Atlantikwall, de 5000 kilometer lange verdedigingslinie die de Nazi’s moest beschermen tegen de Geallieerden? Dat is al een pak indrukwekkender. We doen er een schepje bovenop: het ontwerp van de bunker is bijna uniek in vergelijking met de andere constructies in de linie. Dat is pas echt indrukwekkend!

Een onderdeel van de Atlantikwall in Normandië © Pixabay
De oorlogsbunker in Roeselare was tijdens de Tweede Wereldoorlog een communicatiebunker binnen de Atlantikwall. Daarom werd de bunker zo ver van de kust opgetrokken: hij behoorde niet tot de verdediginsbunkers waarin soldaten tijdens de gevechten schuilden. De bunker stond in verbinding met een kabelnetwerk dat van Londen tot Berlijn liep. Om de communicatie te verbeteren, legden de Duitsers hier in 1943 telefoonnetwerken aan. Om het geheel te beschermen, plaatsten ze er een bunker boven.

Niet volgens de regels

De bunker in de Sint-Hubrechtstraat in Roeselare © Inventaris Onroerend Erfgoed
De oorlogsbunker in Roeselare wordt pas echt uitzonderlijk als we de samenstelling onder de loep nemen. Zowat alle bunkers die deel uitmaakten van de Atlantikwall werden gebouwd volgens een standaard bouwsysteem: de zogenaamde Regelbau. Dankzij deze standaardisatie konden de Duitsers de bunkers veel gemakkelijker bouwen: ze leken allen op elkaar.

De bunker in Roeselare is apart. Het is een Sonderkonstruktion, wat zoveel wil zeggen als ‘niet volgens een standaardontwerp zijn’. De reden hievoor is niet gekend, maar er is een sterk vermoeden: deze bunker was niet belangrijk genoeg. Ten slotte was het maar een communicatiestation, geen plek waar hevige artilleriegevechten werden verwacht. Hij was immers kilometersver van de frontlinie verwijderd. Daarom had de structuur niet prioritair. Misschien is dat wel de reden waarom de bunker op het voetpad staat...

(Jonas Vandorpe)

UCI GRAN FONDO WORLD SERIES: TOP OF FLOP

Het wereldkampioenschap fietsen voor amateurs kreeg in 2011 de naam: ‘UCI Gran Fondo World Series’. Het is een wedstrijd waarvoor fietsliefh...